Hiervoor hadden we het al uitgebreid over voorraadwijzigingen en de verschillende rekeningen van klasse 3. Het correct verwerken van voorraadwijzigingen begint natuurlijk bij een correcte waardering van diezelfde voorraden. In het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen staat geen specifieke werkwijze, maar er zijn wel een aantal principes te vinden die daarbij moeten worden gerespecteerd. Het is op basis hiervan dat de CBN een aantal adviezen heeft uitgebracht.

Identieke methoden doorheen de boekjaren

Eerst en vooral is het niet de bedoeling dat een onderneming elk jaar opnieuw andere waarderingsmethoden gebruikt om daarbij telkens fiscaal voordeel te doen. Het overstappen naar een andere waarderingsmethode is echter wel toegestaan om relevante redenen. Het gaat dan niet om fiscale voordelen, maar bijvoorbeeld omdat de activiteiten van de onderneming gewijzigd zijn.

In de toelichting bij de jaarrekening moet een onderneming steeds aangeven welke waardeermethode het toepast. Wanneer het naar een nieuwe methode overstapt, moet het bovendien concreet aangeven wat de gevolgen van zo’n wijziging zijn of zouden kunnen zijn voor het vermogen en het resultaat.

Bestanddelen van de aanschaffingsprijs en de kostprijs

Vervolgens geeft het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen aan hoe het begrip aanschaffingswaarde, zoals het ook in het MAR voorkomt, moet worden begrepen. Hierbij kan een onderneming vertrekken vanaf de aanschaffingsprijs en de kostprijs. Beide begrippen worden door de wetgever uitgelegd.

De aanschaffingsprijs is gelijk aan de aankoopprijs en de bijhorende kosten (bv. verzekering) die rechtstreeks aan de aankoop toe te kennen zijn.

Wat de kostprijs betreft, kunnen twee waarderingsmethoden worden gebruikt:

  • De aanschaffingsprijs + de rechtstreeks toe te kennen fabricagekosten + het evenredig deel van de onrechtstreekse productiekosten. Dit is de regel.
  • De aanschaffingsprijs + de rechtstreeks toe te kennen fabricagekosten + (g)een deel van de toe te kennen onrechtstreekse productiekosten. Dit is de uitzondering en in de toelichting moet hier melding van worden gemaakt.

Algemene regel van voorzichtigheid

Ondernemingen moeten voorzichtig zijn bij het waarderen van voorraden. Het gevolg is dat ze moeten controleren of de theoretische aanschaffingswaarde hoger is dan de marktwaarde (volgens bovenstaande bestanddelen). Indien dat het geval is, is de onderneming verplicht om de aanschaffingsprijs bij te stellen tot een waardering aan de marktwaarde .

Waarderingsmethoden

Ten slotte wordt er een concrete beschrijving opgenomen van de verschillende waarderingsmethoden die de onderneming kan gebruiken. Het gaat daarbij onder andere om de waardering van de bestellingen in uitvoering, maar ook om de waardering van de activa met identieke kenmerken. Ook in zo’n geval kunnen er immers onderling verschillen zijn, bijvoorbeeld omdat de marktprijzen van dag tot dag veranderen. Hierbij heeft de onderneming verschillende mogelijkheden:

  • Individuele waardering van elk element: deze methode vergt meer tijd, maar is gebruikelijk in een aantal sectoren zoals de antiek- of diamantsector.
  • Methode van de gewogen gemiddelde prijzen: deze methode berekent het gemiddelde van de resterende voorraad en van de in deze periode binnengekomen goederen. Ongeacht de individuele waarde krijgt elk goed de gemiddelde waarde toegekend.
  • FIFO-methode: men vertrekt van het principe dat goederen de voorraad verlaten in de volgorde waarin ze zijn binnengekomen. Eerst wordt het deel van de voorraad volgens de oude aankoopprijs verbruikt en pas later wordt het deel van de voorraad met de recente aankoopprijs verbruikt.
  • LIFO-methode: men vertrekt van het principe dat goederen de voorraad in de omgekeerde volgorde verlaten als de volgorde waarin ze zijn binnengekomen. Eerst wordt het deel van de voorraad volgens de recente aankoopprijs verbruikt en pas later wordt het deel van de voorraad met de oude aankoopprijs verbruikt.