Veel werkgevers weten het niet en het wordt dan ook weinig gedaan, benevens ijverige werkgevers in de bank- en verzekeringssector, maar als werkgever kan je bovenop de wettelijke kinderbijslag ook zelf kinderbijslag aan het personeel uitbetalen. Het is een extralegaal voordeel dat heel interessant kan zijn omdat het echt als een financieel extraatje wordt gegeven en ook sociaal voordelig wordt behandeld.

Fiscaal en sociaal voordeel

Het grote voordeel is dat het Hof van Cassatie, het hoogste rechtscollege van ons land, eerder al heeft beslist dat de aanvullende kinderbijslag vrijgesteld is van RSZ-bijdragen. Volgens het Hof van Cassatie mag het niet als loon worden gezien, want uiteindelijk is het een voordeel voor de kinderen. Dat houdt in dat het vrijgesteld is van RSZ-bijdragen. Voor de werknemer scheelt dat toch 13,07% en ook de werkgever bespaart op de socialezekerheidsbijdragen. Daarnaast is het voor de werkgever gewoon fiscaal aftrekbaar. Dat maakt de aanvullende kinderbijslag interessanter dan een brutoloonsverhoging.

Houd er rekening mee dat er wel bedrijfsvoorheffing moet worden ingehouden. Bij hoge lonen gaat er zo al snel de helft van de aanvullende kinderbijslag naar de staatskas. Dat maakt het wel nog steeds interessanter dan het toekennen van loon, maar bijvoorbeeld minder interessant dan maaltijdcheques.

Voorwaarden voor de aanvullende kinderbijslag

Opdat er van loon geen sprake zou zijn, zijn er wel een aantal zaken om rekening mee te houden. Zo kan het bijvoorbeeld enkel worden toegekend aan personeel met kinderen dat ook daadwerkelijk al kinderbijslag ontvangt (anders heeft het geen aanvullend karakter). Dit is voor veel werkgevers al een struikelblok omdat ze kinderloos personeel benadelen, maar wettelijk gezien is dat geen probleem. Het is niet verplicht om het voordeel aan al het personeel toe te kennen en bij personeel zonder kinderen zou het toch om gewoon loon gaan.

Het volstaat ook om het enkel aan bepaalde groepen werknemers toe te kennen, zoals de productiearbeiders die minder verdienen en wat extra ondersteuning kunnen gebruiken. In de omgekeerde richting is het ook toegestaan om het enkel aan het hogere kader toe te kennen, zoals het in de bankensector vaak gebeurt. Andere voorwaarden als anciënniteit zijn eveneens mogelijk, doch niet verplicht, zolang het maar niet om discriminerende voorwaarden gaat.

Wat het bedrag van de aanvullende kinderbijslag betreft, is er in principe vrijheid. Wel is het zo dat het niet om een verdoken vorm van loon mag gaan. Een interne instructie van de RSZ hanteert daarom een maximum van 50 euro per maand per kind, maar dat is eigenlijk een administratieve praktijk en heeft wettelijk geen waarde. Feitelijk geeft de RSZ enkel aan dat ze tot dat bedrag niet moeilijk zullen doen en daarom hanteren werkgevers het ook vaak als maximum. Onzes inziens valt het zeker te verantwoorden om een hogere kinderbijslag toe te kennen wanneer daar objectieve redenen toe zijn, bijvoorbeeld omdat de aard van de functie praktisch vereist dat het kind op een internaat verblijft.

Anderzijds is het zo dat het toegekende bedrag gelijk moet zijn binnen objectief afgebakende groepen van werknemers. Het kan niet de bedoeling zijn dat de ene productiearbeider een hogere vergoeding krijgt dan een andere productiearbeider, maar een onderscheid tussen kantoormedewerkers en productiearbeiders mag bijvoorbeeld wel. Dit houdt meteen ook in dat de werkgever eventueel verplicht is om de beide ouders elk een gezinsbijslag te geven als ze alle twee bij hetzelfde bedrijf werken en elk behoren tot een groep die er recht op heeft. Hier mag de werkgever niet de ene ouder uitsluiten en dus moet hij twee keer betalen voor hetzelfde kind.