Vroeger werden niet-recurrente kosten in het uitzonderlijk resultaat van de resultatenrekening opgenomen. Ingevolge de recente Europese boekhoudrichtlijn worden ze echter niet langer formeel afgezonderd. Door ze echter als niet-recurrente kosten te boeken, blijft het toch mogelijk om ze eenvoudig uit het resultaat te filteren.

Wat zijn niet-recurrente kosten?

Niet-recurrente kosten zijn kosten die niet gewoonlijk voorkomen. Het gaat om alle kosten die eenmalig, toevallig of uitzonderlijk zijn voor de onderneming en die niet tot de normale bedrijfsactiviteiten behoren. Denk bijvoorbeeld aan de verkoop van een gebruikte machine of een gebouw met verlies. Het vormt een afzonderlijke categorie bedrijfskosten en is in feite de tegenhanger van de niet-recurrente opbrengsten, waarbij diezelfde machine dan wel met winst zou worden verkocht.

Nut van de rekening 66 Niet-recurrente bedrijfs- of financiële kosten

De niet-recurrente bedrijfskosten zullen rechtstreeks invloed hebben op de totale kosten en zo ook op het bedrijfsresultaat. Bij het bepalen van de netto verkoopsmarge worden de niet-recurrente bedrijfskosten en de niet-recurrente bedrijfsopbrengsten eveneens in rekening gebracht. Ze kunnen soms een grote impact hebben op het bedrijfsresultaat, wat dan weer een vertekend beeld geeft met betrekking tot de financiële gezondheid van de onderneming.

Door de niet-recurrente kosten apart te verwerken, wordt het afgescheiden van andere terugkerende kostenposten zoals de financiële kosten, afschrijvingen, bezoldigingen en voorraadwijzigingen. In de MAR zijn onder de rekening 66 Niet-recurrente bedrijfs- of financiële kosten verschillende subrekeningen voorzien, waarvan de volgende de belangrijkste zijn:

  • 6600 Niet-recurrente afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten
  • 6601 Niet-recurrente afschrijvingen en waardeverminderingen op immateriële vaste activa
  • 6602 Niet-recurrente afschrijvingen en waardeverminderingen op materiële vaste activa
  • 661 Waardeverminderingen op financiële vaste activa
  • 6620 Voorzieningen voor niet-recurrente bedrijfsrisico’s en -kosten
  • 6621 Voorzieningen voor niet-recurrente financiële risico’s en kosten
  • 6630 Minderwaarde op de realisatie van immateriële en materiële vaste activa
  • 664 tot 667 Andere niet-recurrente bedrijfskosten
  • 668 Andere niet-recurrente financiële kosten
  • 6690 Als herstructureringskosten geactiveerde niet-recurrente bedrijfskosten

Bij een aantal andere ratio’s worden de niet-recurrente kosten en bedrijfsopbrengsten weggelaten. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het bepalen van de brutomarge. Ook voor de fiscus is het belangrijk dat ze eenvoudig de niet-recurrente bedrijfskosten uit het resultaat kunnen filteren, bijvoorbeeld bij een heffing of aanslag van ambtswege waarbij ook naar vroegere resultaten wordt gekeken.

Hoe boek ik niet-recurrente kosten?

Afhankelijk van het type niet-recurrente kosten, dringt een andere boekhoudkundige verwerking zich op. We nemen als voorbeeld dat het gaat om een minderwaarde bij de realisatie van vaste activa, zoals een kantoorgebouw. Hierbij ligt de verkoopwaarde lager dan de aanschafprijs min de geboekte afschrijvingen.

Het kantoorgebouw werd destijds aangekocht voor 660.000 euro. Er werd intussen voor 160.000 euro afgeschreven. Ten gevolge van een verhuizing naar een nieuw kantoorgebouw, wordt het oude kantoorgebouw verkocht voor 480.000 euro. Hierdoor is er een uitzonderlijk verlies van 20.000 euro gerealiseerd.

Op het moment van de verkoop, boek je:

5500 Kredietinstellingen: R/C 480.000
707 Verkopen vaste activa 480.000

 

Vervolgens dient de rekening die betrekking heeft op het verkochte actief te worden afgeboekt en moet de gerealiseerde minderwaarde op een niet-recurrente kostenrekening worden geboekt:

221.9 Gebouwen: geboekte afschrijvingen 160.000
663 Minderwaarden op de realisatie van vaste activa 20.000
707 Verkopen vaste activa 480.000
221.0 Gebouwen: aanschaffingswaarde 660.000