Als boekhoudplichtige vzw, ivzw, vereniging of stichting kan je sinds 2018 particulieren inschakelen die graag een centje willen bijverdienen. We spreken hier niet over een tewerkstelling ten gevolge van een arbeidsovereenkomst maar over verenigingswerk. Sinds de introductie in 2018 blijkt er soms onduidelijkheid te bestaan met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking van het (on)bezoldigd verenigingswerk. Daarom zijn de krijtlijnen hieronder nogmaals weergegeven.

Wat is verenigingswerk?

Het statuut van verenigingswerk moet particulieren toelaten om zich in te zetten voor een maatschappelijk doel en daar toch een beperkte vergoeding voor te ontvangen. Via het statuut van het verenigingswerk maakt men komaf met de verdoken vergoedingen die soms in het vrijwilligerswerk bestonden. Het is eigenlijk een vorm van semi-agorale arbeid: een vorm van tewerkstelling dat tussen het vrijwilligerswerk en het arbeidsregime valt. Denk bijvoorbeeld aan stewards die vrijwillig, maar in ruil voor een beperkte vergoeding, helpen tijdens een voetbalwedstrijd.

Echter moet het wel worden gezegd dat het verenigingswerk, in tegenstelling tot het vrijwilligerswerk, niet voor iedereen een optie is. Enkel indien men onder één van deze categorieën valt, is het verenigingswerk toegelaten:

  • De verenigingswerker is gepensioneerd; of
  • De verenigingswerker werkt minimaal 4/5de; of
  • De verenigingswerker is zelfstandig in hoofdberoep.

De vergoeding voor verenigingswerk

De bijklusser kan een beperkte vergoeding ontvangen voor de geleverde prestaties. Deze vergoeding is begrensd tot maximaal €1.041,66 per maand en €6.250,- per jaar (aanslagjaar 2020). Hiernaast bevat de vergoeding ook een terugbetaling van de verplaatsingskosten of de andere gemaakte kosten.

Het is belangrijk om te weten dat dit geen vrijwilligersvergoeding is. Zo’n vrijwilligersvergoeding omvat immers enkel een forfaitaire kostenvergoeding. Meer nog: verenigingswerk en vrijwilligerswerk mogen in dezelfde periode niet worden gecombineerd binnen eenzelfde organisatie.

Vergoeding verenigingswerk niet gelijkstellen met bezoldigingen

Net door het onderscheid met het vrijwilligerswerk boekt men het verenigingswerk al eens onder de rekening 62 – Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen. Echter is rekening 62 voorbehouden voor het stelsel van de arbeidsovereenkomsten.

Het verenigingswerk wordt daar niet mee gelijkgesteld omdat de omstandigheden waarin de prestaties worden verricht, toch duidelijk anders zijn: een werknemer verricht prestaties in de eerste plaats ter verwerving van loon, terwijl een verenigingswerker het maatschappelijk belang laat primeren. Bij een verenigingswerker heeft de vergoeding met andere woorden een bijkomstig karakter. Het feit dat het om een beperkte vergoeding gaat en dat de vergoeding zelfs kan worden uitgesloten, onderstreept dat.

Boekhoudkundige verwerking van het verenigingswerk

In het CBN-advies 2019/05 heeft men de  boekhoudkundige verwerking van het verenigingswerk eveneens uit de doeken gedaan. Ook in dit advies maakte men duidelijk dat de vergoedingen niet onder de rekening 62 – Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen mag worden geboekt. In de plaats daarvan gebruik je één van de passend geachte subrekeningen van rekening 61 – Diensten en diverse goederen.

Volledigheidshalve is het niet onbelangrijk om te vermelden dat je sowieso wegblijft van de rekeningen 617 – Uitzendkrachten en personen ter beschikking gesteld van de onderneming en 618 – Bezoldigingen, premies voor buitenwettelijke verzekeringen, ouderdoms- en overlevingspensioenen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten, die niet worden toegekend uit hoofde van een arbeidsovereenkomst. Die eerste rekening is immers voorbehouden voor uitzendkrachten, terwijl de tweede er speciaal voor de bestuurders is.