Als zelfstandige mag je rekenen op een karig pensioen. Daarover heeft UNIZO nu al zo vaak geklaagd dat dat intussen wel voldoende wijd en zijd is. Zelf voor het pensioen sparen is dan ook ten stelligste aangeraden. Denk jij ook al na over het pensioen? Dan vind je hieronder alles wat je moet weten, gaande van de pensioenleeftijd tot de ingewikkelde berekening van je pensioen.

Vanaf wanneer mag je op pensioen?

Wanneer je de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, mag je natuurlijk ook met pensioen gaan. Momenteel ligt de wettelijke pensioenleeftijd op 65 jaar, maar de komende jaren wordt dat verder opgetrokken:

  • Wettelijke pensioenleeftijd tot 2025: 65 jaar;
  • Wettelijke pensioenleeftijd vanaf 2025 tot 2030: 66 jaar;
  • Wettelijke pensioenleeftijd vanaf 2030: 67 jaar.

Vervroegd pensioen als zelfstandige

Ook als zelfstandige kan je vervroegd op pensioen gaan, maar dan moet je wel over voldoende loopbaanjaren beschikken:

  • Als je op zestigjarige leeftijd 44 loopbaanjaren kan aantonen;
  • Als je op eenenzestigjarige leeftijd 43 loopbaanjaren kan aantonen;
  • Als je op drieënzestigjarige leeftijd 42 loopbaanjaren kan aantonen

Daarnaast gelden nog twee uitzonderingen

Geboren voor 1 januari 1956 Geboren in de loop van 1956 of 1957
Je mag op vervroegd pensioen als je 62 jaar bent, op 31 december 2012 al 32 loopbaanjaren kon aantonen en bij de aanvang van het pensioen minimaal 37 loopbaanjaren kan bewijzen. Je mag op vervroegd pensioen als je op je 62ste (in plaats van op je 63ste) 42 loopbaanjaren kan bewijzen of op je 63ste 41 loopbaanjaren kan bewijzen (in plaats van 42)

Voor de berekening van de loopbaanjaren wordt ook rekening gehouden met de jaren die je als werknemer of als ambtenaar hebt gepresteerd, net zoals loopbaanjaren in het buitenland (onder een aantal voorwaarden).

Hoe berekent men het pensioen als zelfstandige?

Voor de berekening van het pensioen houdt men rekening met verschillende factoren:

  • Je beroepsloopbaan;
  • Je beroepsinkomsten;
  • De betaalde sociale bijdragen;
  • De gezinssituatie (gezinspensioen of pensioen als alleenstaande).

In principe heb je recht op een proportioneel pensioen in functie van je bijdrage aan het sociaal stelsel, tenzij het minimumpensioen financieel interessanter is. De pensioendienst maakt steeds de berekening en kent het interessantste pensioen toe.

Berekenen van het proportioneel pensioen

Het pensioen wordt berekend op basis van de inkomsten gedurende de loopbaan. In tegenstelling tot bij werknemers of ambtenaren, past men echter een aantal correctiecoëfficiënten toe op dat inkomen. Hierdoor zal het pensioen van een zelfstandige bijna altijd meer dan 30% lager liggen dan voor een werknemer met dezelfde inkomsten. Door die correctiecoëfficiënten ontvangt een zelfstandige voor ongeveer 1/3de van het inkomen geen pensioen.

Voor de berekening van het proportioneel pensioen wordt rekening gehouden met de gecorrigeerde inkomsten per kwartaal:

Geherwaardeerde beroepsinkomsten x correctiecoëfficiënt x (0,25 / 45) x percentage gezinssituatie

Het breukdeel 0,25/45 heeft uiteraard betrekking op de loopbaanbreuk (één kwartaal ten opzichte van 45 loopbaanjaren). De andere variabelen worden hieronder uitbundig toegelicht.

Over het geherwaardeerd beroepsinkomen

Net zoals bij werknemers worden de beroepsinkomsten begrensd en geherwaardeerd in functie van de index (oude beroepsinkomsten worden met andere woorden geherwaardeerd, maar beroepsinkomsten worden bovendien ook begrensd tot een maximumbedrag).

Voor loopbaanjaren tot 1984 geldt dan weer een uitzondering: dan gebruikt men niet de werkelijke inkomsten maar een fictief inkomen dat eveneens wordt geherwaardeerd.

Over de correctiecoëfficiënt

De correctiecoëfficiënt is een specifieke vermindering op het zelfstandigenpensioen. Dit wordt vaak als een bron van ongelijkheid beschouwd. De correctiecoëfficiënt heeft al verschillende wijzigingen ondergaan en was vroeger afhankelijk van twee inkomstenschijven.

Recent heeft men de correctiecoëfficiënt opnieuw opgetrokken tot een enkelvoudige coëfficiënt van 0,69154 (loopbaanjaren vanaf 2019). Dat wil zeggen dat ongeveer 31% van de (geherwaardeerde en begrensde) beroepsinkomsten niet meetellen voor de pensioenberekening.

De toepassing van de correctiecoëfficiënt heeft natuurlijk een objectieve basis. Voor zelfstandigen worden er immers geen werkgeversbijdragen betaald en zij dragen dus verhoudingsgewijs minder bij aan de sociale zekerheid dan werknemers en ambtenaren.

Toch is de correctiecoëfficiënt vooral nadelig voor kleine zelfstandigen. Kleine zelfstandigen met beperkte inkomsten hebben immers jarenlang de minimumbijdrage betaald. Voor inkomstenjaar 2019 wordt die minimumbijdrage bijvoorbeeld berekend op een jaarinkomen van 13.847,39 euro, ook wanneer de inkomsten (fors) lager liggen. Het pensioen wordt echter berekend op de werkelijke (geherwaardeerde) beroepsinkomsten waar bovendien ook nog eens de correctiecoëfficiënt op wordt toegepast. Kleine zelfstandigen betalen, verhoudingsgewijs, dus veel meer sociale bijdragen en krijgen ook nog eens af te rekenen met de correctiecoëfficiënt. En dat terwijl het tarief van de sociale bijdragen tot 0% daalt naarmate de inkomsten hoog oplopen…

Over het percentage voor de gezinssituatie

Het laatste percentage is ten slotte afhankelijk van de gezinssituatie: 60% als alleenstaande en 75% bij een gezinspensioen.

Berekening van het minimumpensioen

Enige compensatie voor de benadeling van kleine zelfstandigen schuilt in het feit dat je steeds recht hebt op een gewaarborgd minimumpensioen, op voorwaarde dat je minimaal 30 jaar hebt gewerkt. Ook het minimumpensioen houdt rekening met het aantal effectief gewerkte jaren, maar niet met de effectieve inkomsten. Voor de berekening van het minimumpensioen gebruikt men volgende formule:

(Basisbedrag x aantal gewerkte jaren) / 45

Het basisbedrag bedraagt (2019) 1.266,37 euro voor een alleenstaande of 1.582,46 euro voor een gezinspensioen. Wie 45 jaar gewerkt heeft, heeft recht op dit minimumpensioen. Het aantal gewerkte jaren bedraagt minimaal 30.

Om aanspraak te maken op het minimumpensioen als zelfstandige mag het totaal van alle wettelijke pensioenen (incl. het pensioen als werknemer) niet hoger uitvallen dan het minimumpensioen.

Belang van pensioensparen

Omdat het pensioen van een zelfstandige vaak zo laag uitvalt, worden zelfstandigen op verschillende manieren aangemoedigd om zelf te sparen voor hun pensioen. Ze hebben hiervoor verschillende opties die ze, mits een aantal beperkingen en voorwaarden, kunnen combineren:

Dergelijke pensioenspaarvormen leveren steevast fiscale en/of sociale voordelen op (verlaging van de te betalen sociale bijdragen). Voor kleine zelfstandigen die nu al torenhoge sociale bijdragen ophoesten (waarbij een verlaging niet mogelijk is) en die voortdurend op zwart zaad zitten, brengt dat echter geen redding.