In België is het in principe niet toegestaan om op een zondag te werken. Er zijn echter heel veel uitzonderingen en afwijkingen mogelijk. De regel is dan wel dat werknemers recht hebben op inhaalrust. Die inhaalrust kan echter gewoon op de zaterdag waarop de werknemer normaal gezien niet werkt plaatsvinden. Er zijn echter ook wel een aantal afwijkingen en uitzonderingen van toepassing.

Verbod op zondagsarbeid

In België is het in principe verboden om op een zondag werknemers te werk te stellen. De zondag wordt daarbij gedefinieerd als de astronomische dag die loopt van 0 tot 24 uur. Onder voorwaarden kan er na klokslag middernacht wel weer worden gewerkt. Hiervan mag niet worden afgeweken, niet in de arbeidsovereenkomst en ook niet in een later onderling akkoord. De wetgever zelf voorziet echter wel voldoende afwijkingen en uitzonderingen.

Uitzonderingen op het verbod op zondagsarbeid

Het verbod op zondagsarbeid is niet op alle werknemers van toepassing. Een aantal groepen werknemers mogen met andere woorden wel op zondag werken.

Het gaat dan om de personen die voor de overheid, de gemeenten, de provincies, de openbare instellingen en de instellingen van openbaar nut werken.

In de privésector zijn er ook talloze uitzonderingen voorzien, namelijk:

  • Voor werknemers die tewerkgesteld worden door een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders
  • Personen die werkzaam zijn in een familieonderneming waar gewoonlijk alleen aanverwanten, bloedverwanten of pleegkinderen arbeid verrichten onder het gezag van de vader, moeder of voogd
  • Personen die werkzaam zijn in een fooronderneming
  • Varend personeel van visserijbedrijven
  • “Varend personeel” tewerkgesteld aan werken van vervoer in de lucht
  • Artsen, veeartsen, tandartsen, apothekers en hun studenten-stagiairs
  • Varend personeel tewerkgesteld aan werken van vervoer te water (behalve binnenschippers)
  • Werknemers in het onderwijs (bv. voor de begeleiding van een schoolreis)

Afwijkingen op het algemene principe

Wanneer een werknemer niet onder één van bovenstaande uitzonderingen valt, blijft het principieel verbod van toepassing. In enige mate is het wel mogelijk dat hiervan wordt afgeweken. Dergelijke afwijkingen staan niet alleen in de Arbeidswet zelf maar ook in andere KB’s. Wanneer een afwijking wordt toegestaan door een Koninklijk Besluit gelden er vrijwel altijd een aantal voorwaarden. Een volledige opsomming daarvan geven is onmogelijk, maar we kunnen wel enigszins een opdeling maken tussen de verschillende regimes.

Enerzijds zijn er de volledige en de gedeeltelijke afwijkingen. Een volledige afwijking wil zeggen dat het geldt voor alle zondagen van het jaar. Zo’n uitzondering is bijvoorbeeld voorzien voor hotels, ziekenhuizen en ondernemingen die parkeerterreinen exploiteren. Een gedeeltelijke afwijking geldt slechts voor een beperkt aantal uren per zondag of voor een beperkt aantal zondagen per jaar. Een voorbeeld daarvan zijn kleinhandelszaken en kapsalons in badplaatsen die hun werknemers op zondag mogen tewerkstellen gedurende de vakanties en van 1 mei tot en met 30 september.

Daarnaast is er het onderscheid tussen zondagsarbeid met of zonder voorafgaande toestemming van de werknemer. In het eerste geval kan de werknemer niet weigeren, in het tweede geval wel. Daarbij moet natuurlijk wel rekening worden gehouden met de beginselen van goed werknemer- en werkgeverschap. Het kan niet de bedoeling zijn dat een werknemer altijd weigert, maar het kan ook niet de bedoeling zijn dat een werkgever altijd dezelfde werknemer aanwijst of weigert om rekening te houden met diens voorkeuren.

Inhaalrust na zondagsarbeid

Wanneer een werknemer op zondag arbeid heeft verricht, heeft de werknemer recht op inhaalrust. Die inhaalrust moet plaatsvinden in de zes dagen die op de gewerkte zondag volgen. Deze inhaalrust is onbetaald (omdat de rust op zondag normaal ook onbetaald) is. Bovendien mag de inhaalrust samenvallen met een normale rustdag zoals de zaterdag, maar het mag niet samenvallen met de rustdag op een feestdag, een dag jaarlijkse vakantie of een dag klein verlet. De duur van de inhaalrust is afhankelijk van hoe lang de werknemer aan de slag was op zondag:

  • De werknemer heeft niet langer dan 4 uur gewerkt: 1/2de dag inhaalrust
  • De werknemer heeft meer dan 4 uur gewerkt: 1 dag inhaalrust

Voor werknemers die in ploeg werken en op zondagmorgen om 6 uur stoppen met werken of op zondagavond om 18 uur beginnen te werken moet er geen inhaalrust worden toegekend. Zij hebben op basis van het ploegenstelsel automatisch al 24 uur rust en hebben ten minste 18 uur rust op een zondag, waardoor inhaalrust niet nodig is.

Problematiek van religie op de werkvloer

De vraag stelt zich ten slotte in welke mate een werkgever zijn religieuze werknemer die vanuit zijn religieuze overtuiging niet mag werken op een zondag kan aansporen tot arbeid, zoals het bijvoorbeeld in het christendom wordt voorgeschreven. Genesis 2:3 mag dan ook niet lichthartig worden geïnterpreteerd: “En God heeft den zevende dag gezegend, en dien geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken”

Hier kan het werken op de zondag conflicteren met de vrijheid van religie en het verbod op discriminatie. Eerdere zaken voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens toonden aan dat het voor een werknemer maar moeilijk is om een afwijking op de werkroosters af te dwingen. In België is dat niet anders.

In België is er maar weinig rechtspraak hieromtrent. De enkele zaken die er waren, tonen een toch ietwat weigerachtige houding ten opzichte van het inroepen van religieuze motieven aan. Zo oordeelde het arbeidshof van Antwerpen eerder al dat een leraar geen afwijkende verlofregeling kan aanvragen voor de uitoefening van de individuele geloofsplichten. De redenering was toen dat het om organisatorische redenen voor een school niet mogelijk is om af te wijken van de vakanties zoals ze ook voor de kinderen gelden. Tot op heden lijkt het dat organisatorische redenen, die vaak net aan de oorzaak liggen van het invoeren van zondagsarbeid, primeren op de uitoefening van de individuele geloofsplichten. Het zijn met andere woorden factoren waar werkzoekenden bij het solliciteren al rekening mee moeten houden en waar ze achteraf niet zomaar op terug kunnen komen.

In eerdere uitspraken ging de rechter er wel mee akkoord dat werkzoekenden omwille van religieuze redenen bepaalde tewerkstellingen mogen weigeren zonder daarbij negatieve gevolgen te ondergaan (bv. een schorsing van de werkloosheidsuitkering). De werkzoekende mag echter niet te ver gaan. Dat bewees bijvoorbeeld een getuige van Jehova die elke dienstbetrekking met weekendwerk weigerde zonder daarbij naar de precieze omvang van de verplichtingen te vragen. Hij had nooit nagegaan of er wel sprake was van zondagsarbeid.