De Belgische belasting op geheime commissielonen is niet onomstreden. De laatste jaren werd er al verschillende keren aan gesleuteld en ook het Grondwettelijk Hof heeft al verschillende uitspraken gedaan. Met de hervorming van de vennootschapsbelasting zal ook de belasting op geheime commissielonen vanaf aanslagjaar 2021 opnieuw worden gewijzigd. Maar wat is de belasting op geheime commissielonen eigenlijk?

Wat is de belasting op geheime commissielonen?

Op een vennootschap rust een documentatieverplichting. Dat wil zeggen dat de vennootschap bepaalde kosten moet kunnen verantwoorden door individuele fiches en een samenvattende opgave. Dat is bijvoorbeeld het geval voor bezoldigingen en de toegekende voordelen van alle aard. Enkel indien aan de documentatieverplichting is voldaan, kan men spreken van fiscaal aftrekbare beroepskosten. Die regel heeft men in het leven geroepen om een eenvoudige controle van de verkrijger mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat verkrijgers correct worden onderworpen aan de belasting.

Indien een vennootschap daarentegen een bepaalde fiche vergeet op te stellen of nalaat op te stellen, is zo’n eenvoudige controle niet mogelijk. De fiscus spreekt dan van een geheim loon. Daarvoor wordt men in de vennootschapsbelasting gestraft: de niet-correct gedocumenteerde uitgave is onderworpen aan de belasting op geheime commissielonen. Hoewel ik hier spreek over gestraft is dat echter een woord dat de wetgever weigert in de mond te nemen, zij spreken over een vergoedend karakter: de vennootschap draait op voor een vermeend verlies aan belastinginkomsten. En dat heeft een aantal consequenties.

Hoe hoog is de belasting op geheime commissielonen?

Vroeger bedroeg de aanslag op geheime commissielonen 309%. In dat opzicht was het dan ook vreemd dat er werd gesproken van een vergoedend karakter in plaats van een strafdoelstelling. Dat is meteen ook de reden waarom de belasting op geheime commissielonen in 2014 naar 102% werd gebracht en tot 51% wanneer de uiteindelijke verkrijger een rechtspersoon is.

Belasting op geheime commissielonen fiscaal aftrekbaar

De betaalde belasting op geheime commissielonen is op dit moment (aanslagjaar 2020) nog steeds fiscaal aftrekbaar. Hierdoor neemt de reële kost in hoofde van de vennootschap af.

Stel bijvoorbeeld dat er een niet gedocumenteerd voordeel van alle aard ter waarde van € 10.000,- wordt toegekend aan de bedrijfsleider van een vennootschap. Dit voordeel van alle aard wordt dan onderworpen aan de aanslag geheime commissielonen van 102% of € 10.200,-. Omdat dit een fiscaal aftrekbaar karakter heeft, zal de reële kost in aanslagjaar 2020 afnemen met € 3.017,16 (gewoon tarief van 29,58%) of € 2.040,- (voor sommige kmo’s: 20,4%).

Vanaf aanslagjaar 2021 zal de belasting op geheime commissielonen echter niet langer fiscaal aftrekbaar zijn, daar er opnieuw aan de belasting op geheime commissielonen wordt gesleuteld. Vanaf aanslagjaar 2021 weegt de belasting op geheime commissielonen dus opnieuw extra zwaar door.

Ontsnappen aan de belasting op geheime commissielonen

Wanneer wordt vastgesteld dat een vennootschap een inbreuk heeft begaan op de documentatieverplichting, kan het alsnog aan de belasting op geheime commissielonen ontsnappen. Hiervoor zijn er twee pistes voorzien.

Geen belasting geheime commissielonen als verkrijger zelf aangifte doet

Heeft de verkrijger de ontvangen vergoedingen vrijwillig opgenomen in zijn belastingaangifte, dan moet de vennootschap niet opdraaien voor het verlies aan belastinginkomsten. De vergoedingen werden dan correct belast en de belasting op de geheime commissielonen kan dan niet worden toegepast, net omdat het een vergoedend karakter heeft en geen straf tot doel stelt.

Tijdige identificatie van de verkrijger

Wanneer de fiscale administratie de verkrijger tijdig heeft kunnen identificeren, wordt de afzonderlijke aanslag ook niet toegepast. In dat geval kunnen de ontvangen vergoedingen per slot van rekening in hoofde van de verkrijger worden belast. In de praktijk spreken we van een tijdige identificatie indien de verkrijger binnen dertig maanden na 1 januari van het betreffende aanslagjaar werd geïdentificeerd. Dat geeft de fiscus nog minimaal zes maanden (termijn van zesendertig maanden na 1 januari van het betreffende aanslagjaar) om de aanslag te vestigen.

Vroeger was het noodzakelijk dat de verkrijger schriftelijk akkoord ging. Bij een betwisting door de verkrijger kon de vennootschap dus niet aan de belasting op geheime commissielonen ontsnappen. In 2015 floot de rechtspraak dit echter terug en ook de minister van Financiën bevestigde intussen dat de vennootschap wel degelijk aan de belasting op geheime commissielonen kan ontsnappen bij een betwisting door de verkrijger. Het moet dan wel nog steeds ondubbelzinnig duidelijk zijn dat het effectief om de verkrijger gaat.

Een letterlijke lezing zou erin kunnen resulteren dat zowel de vennootschap als de verkrijger niet worden belast. Bijvoorbeeld omdat de verkrijger binnen de gestelde termijn wordt geïdentificeerd, maar dat de aanslag gelegd op de maximale aanslagtermijn van drie jaar niet tijdig kan worden gevestigd. In het slechtste geval beschikt de administratie nu eenmaal over een beperkte termijn van zes maanden om dat ook effectief te doen. Om een dubbele niet-belasting te voorkomen, moet niet alleen de identificatie gebeuren binnen een termijn van dertig maanden maar moet ook de aanslag binnen een termijn van zesendertig maanden worden gevestigd. In het andere geval doemt het spook van de belasting op geheime commissielonen opnieuw op.

Nieuwe procedure voor Grondwettelijk Hof

De laatste situatie kan ook in de omgekeerde richting optreden. Zo kan er sprake zijn van een laattijdige identificatie van de verkrijger, bijvoorbeeld in de eenendertigste maand na 1 januari van het betreffende aanslagjaar. In dat geval ontsnapt de vennootschap niet aan de belasting op geheime commissielonen. Maar bovendien heeft de fiscus dan nog steeds even de tijd (tot de zesendertigste maand na 1 januari van het betreffende aanslagjaar) om ook te belasten in hoofde van de verkrijger.

Er kan dus sprake zijn van een dubbele belasting. Die vraag is intussen voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof dat nog uitspraak moet doen. De kans is niet irreëel dat het Grondwettelijk Hof inderdaad zal oordelen dat zo’n dubbele belasting niet redelijk te verantwoorden is.

Belasting op geheime commissielonen samengevat

Wanneer een vennootschap kosten niet op een individuele fiche en samenvattende opgave opneemt, kan de administratie de belasting op geheime commissielonen heffen. Deze bedraagt 102% als de verkrijger een natuurlijk persoon is en 51% als de verkrijger een rechtspersoon is. In aanslagjaar 2020 is de belasting op geheime commissielonen nog fiscaal aftrekbaar, vanaf aanslagjaar 2021 is dit niet langer het geval. Om aan de belasting op geheime commissielonen te ontsnappen is het noodzakelijk dat de belasting alsnog tijdig kan worden geheven bij de verkrijger. Momenteel is een dubbele belasting bij zowel de vennootschap als de verkrijger in sommige gevallen nog mogelijk, maar waarschijnlijk zal het Grondwettelijk Hof dat terugfluiten.