De crisisbelasting is een verhoging van de verschuldigde belasting ten gevolge van de heffing van de vennootschapsbelasting. Het is een alternatieve financieringsbron voor de sociale zekerheid. De crisisbelasting zag in de jaren ’90 het levenslicht en wordt nu afgebouwd. Deze crisisbelasting wordt berekend op de belasting en niet op het belastbaar inkomen.

Berekening van de aanvullende crisisbijdrage

De aanvullende crisisbijdrage wordt berekend op de verschuldigde vennootschapsbelasting en niet op het belastbaar inkomen. Ter illustratie vind je hieronder een voorbeeld zoals de crisisbijdrage in aanslagjaar 2018 werd berekend en vervolgens ook een voorbeeld van hoe de crisisbijdrage in de aanslagjaren 2019 en 2020 wordt berekend.

Berekening aanvullende crisisbijdrage 3% (aj. 2018)

Stel dat de vennootschap De Bezige Bij bvba in 2017 (aj. 2018) een belastbare winst had van €500.000,-. Het basistarief in de vennootschapsbelasting bedroeg toen 33%. Hierdoor moest De Bezige Bij bvba €165.000,- vennootschapsbelasting betalen. De crisisbijdrage bedroeg toen 3%. Deze aanvullende crisisbijdrage wordt berekend op de verschuldigde belasting, namelijk op €165.000,-. De vennootschap is een aanvullende crisisbijdrage verschuldigd van €4.950,-. Dit is 0,99% van de belastbare winst.

Berekening aanvullende crisisbijdrage 2% (aj. 2019-2020)

Stel dat dezelfde vennootschap ook in 2019 (aj. 2020) een belastbare winst heeft van €500.000,-. Op diezelfde belastbare winst moet het nu slechts 29% vennootschapsbelasting betalen. Het gaat om €145.000,-. De crisisbijdrage is bovendien gedaald tot 2%, te bereken op de verschuldigde som van €145.000,-. De verschuldigde crisisbijdrage bedraagt met andere woorden €2.900,- in plaats van €4.950,-. Dit is 0,58% van de belastbare winst.

De historie achter de crisisbelasting

De crisisbelasting werd in 1993 ingevoerd naar aanleiding van begrotingsproblemen. Begin jaren ’90 was er immers sprake van een economische teruggang. De Golfoorlog en toenemende paniek op de beurs zorgden voor tegenvallende economische cijfers. Daarom voerde de regering een crisisbelasting van 3 opcentiemen in op de personenbelastingen, de vennootschapsbelasting, de roerende voorheffing en de bijzondere heffing roerende inkomsten.

De aanvullende crisisbijdrage was eigenlijk een tijdelijke maatregel en het moest ons land redden van de economische crisis waarin we terecht waren gekomen. Maar toen het in de tweede helft van de jaren ’90 beter leek te gaan, bleef het gewoon in voege. In 2000 leek de tijd eindelijk aangekomen om de crisisbelasting voor de personenbelastingen af te schaffen. Voor eenmanszaken en particulieren was de crisis dus voorbij, maar voor vennootschappen bleef de crisis al die jaren bestaan. Nuja, eigenlijk was het vooral een vleugje creativiteit om de begroting jaar na jaar op te smukken…

Het Zomerakkoord en de afschaffing van de aanvullende crisisbijdrage

Binnenkort is het echter definitief zo ver en is de crisis ook voor vennootschappen voorbij. Het Zomerakkoord van regering Michel I zorgde niet alleen voor een daling van de vennootschapsbelasting maar maakte ook komaf met de crisisbijdrage. De crisisbijdrage wordt hierbij gradueel afgeschaft. Voor aanslagjaren 2019 en 2020 gaat het om een verlaging tot 2%. Omdat ook het basistarief in de vennootschapsbelasting daalt, is de besparing uiteraard groter dan een derde.

Aanslagjaar Vennootschapsbelasting* Crisisbijdrage Belastingtarief
2018 33% 3% 33,99%
2019 29% 2% 29,58%
2020 29% 2% 29,58%
2021 25% 0% 25%

* Het gaat hierbij om het basistarief. De crisisbijdrage wordt echter ook toegepast op de verlaagde vennootschapsbelasting (aj. 2020: 2% op 20% = 20,4%).