Leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen nemen onnodig Vlaamse ruimte in, terwijl ze ook de omgeving ontsieren. Met de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen wil de Vlaamse overheid bedrijven aanmoedigen om hun gebouwen niet te laten verkommeren. Deze Vlaamse belasting wordt berekend op basis van het kadastraal inkomen (KI), maar de gemeente kan de belasting verder verhogen via de zogenaamde opcentiemen. In sommige gevallen is het mogelijk om een opschorting aan de vragen en tijdelijk een vrijstelling van de heffing te bekomen.

Betekenis van de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen

De heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen is een belasting die door Vlaanderen wordt geheven. Deze gewestbelasting wordt geheven op bedrijfsgebouwen die leegstaan en/of verwaarloosd zijn. Het is degene die op 1 januari van het aanslagjaar de volle eigendom, het vruchtgebruik, de erfpacht of het recht van opstal op het gebouw heeft, die de belasting moet betalen. Dat is ook het geval als het gebouw later dat jaar wordt verkocht. Als er meerdere eigenaars zijn, wordt het aanslagbiljet naar slechts een belastingschuldige verzonden. Hij moet dan de volledige belasting betalen en het staat hem vrij om van de andere eigenaars een terugbetaling te eisen. Of hij dat al dan niet doet en al dan niet in zijn opzet slaagt, is zijn zaak. Daar komt de fiscus niet in tussen.

Leegstaand bedrijfsgebouw

Opdat een bedrijfsgebouw leegstaand zou zijn, waardoor het opgenomen wordt op de gemeentelijke lijst met leegstaande bedrijfsruimten, moet meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte niet effectief benut worden. Of ruimte al dan niet wordt benut, wordt beoordeeld op basis van het principe van rationeel gebruik. Een bedrijf kan bijvoorbeeld niet zomaar een half gebouw vullen met lege vaten om niet op de lijst terecht te komen.

Verwaarloosd bedrijfsgebouw

Van verwaarlozing is er sprake als het gebouw gebreken vertoont aan de buitenmuren, de dakbedekking, de schoorstenen, het dakgebinte, de dakgoten, de kroonlijsten, het buitentimmerwerk, de liften of de trappen. Geval per geval moet worden nagegaan of er sprake is van een verwaarloosd gebouw. In ieder geval geldt dat er sprake is van verwaarlozing als er sprake is van vochtproblemen of problemen die de stabiliteit of de veiligheid in het gedrang brengen.

Einde van de leegstand of de verwaarlozing

Eenmaal de situatie van leegstand of verwaarlozing eindigt, moet de eigenaar zelf de administratie op de hoogte brengen. Hij dient zelf bewijsstukken over te maken ter ondersteuning van de aanvraag tot schrapping. De schrapping kan pas na een onderzoek ter plaatse gebeuren. Binnen dertig kalenderdagen dient de administratie zijn beslissing mee te delen, anders wordt geacht dat de aanvraag tot schrapping is aanvaard.

Waarom is er een heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen?

Het doel van de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen is om stedelijk verval tegen te gaan in combinatie met een efficiëntere ruimtebenutting. Het schrikt bedrijven af om gebouwen leeg te laten staan en moedigt hen aan om ze te saneren, te renoveren of te verkopen. Tegelijkertijd moedigt het bedrijven aan om hun gebouwen niet te verwaarlozen, maar te onderhouden. Een onderhouden industriegebouw is beter voor de omgeving dan een verwaarloosd industriegebouw.

De heffing is er gekomen als reactie op de verkrotting van oude fabriekswijken. In het verleden lieten bedrijven die naar het buitenland verhuisden hun gebouwen vaak achter, wat leidde tot verkrotting. Dat trok ongewenste bezoekers aan en dat alles had negatieve gevolgen voor de omgeving. Niemand wilde er nog wonen, de waarde van de huizen daalde, kansarme gezinnen werden aangetrokken en de omgeving kwam in een verkrottingsspiraal terecht. In vrijwel alle grote industriesteden zijn er op deze manier wijken volledig verkrot. Met de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen wil de Vlaamse overheid de verkrottingsspiraal doorbreken en voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt.

Daarbovenop worden de inkomsten van de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen in een Vernieuwingsfonds gestopt. Het Vernieuwingsfonds wordt onder meer aangewend om saneringsprojecten te subsidiëren. Dergelijke saneringsprojecten komen de woon- en leefomgeving van omwonenden ten goede en zorgen ervoor dat de schaarse ruimte beter wordt aangewend.

Bedrag van de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen

De heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen wordt berekend op basis van het geïndexeerde KI van het bedrijfspand. Hiervoor vertrekt men van de situatie op 1 januari van het aanslagjaar. Hierbij houdt men niet alleen rekening met het KI van het leegstaande en/of verwaarloosde deel, maar ook met dat van alle andere opstanden van het perceel. Bij niet-landbouwbedrijven komen daar ook nog eens alle aangrenzende percelen van dezelfde eigenaar bij, op voorwaarde dat ze een geheel vormen met de leegstaande bedrijfsruimte.

Vervolgens past men via schijven verschillende belastingpercentages op het KI toe. Deze schijven zijn hieronder weergegeven. Hierbij geldt dat de belasting altijd minstens 3700 euro bedraagt. Voor niet-landbouwbedrijven geldt bovendien een ondergrens van minstens € 2,47 per m².

Schijf van het kadastraal inkomen (€) Belastingpercentage
0 – 12.350 150%
12.351 – 37.150 125%
37.151 – 74.350 100%
≥ 74.351 75%

Op basis hiervan kan je het bedrag van de Vlaamse gewestbelasting berekenen. Het staat de gemeente echter vrij om opcentiemen te vestigen, zoals het dat bijvoorbeeld ook bij de inkomstenbelasting kan doen. Deze opcentiemen komen bovenop de Vlaamse heffing. Gemeenten die geen opcentiemen heffen, kunnen er ook voor kiezen om een eigen belasting in te voeren. In de praktijk verschilt de situatie per gemeente.

Opschorting van de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen

Het is mogelijk om een opschorting van de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen aan te vragen. Gedurende een bepaalde periode worden er dan geen aanslagbiljetten meer verzonden. In principe blijven ze wel verschuldigd en zijn ze later te betalen. Maar als de bedrijfsruimte van de inventaris wordt geschrapt voor het einde van de opschortingstermijn, hoeft de belasting later niet te worden betaald.

Om recht te hebben op een opschorting gelden er wel een aantal voorwaarden. Ook om de belasting later niet te hoeven te betalen, gelden er opschortingsvoorwaarden. In de onderstaande gevallen is het mogelijk om een opschorting van de heffing op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen aan te vragen. Per geval gelden er eigen voorwaarden.

  • Opschorting van 2 jaar voor nieuwe eigenaars
  • Opschorting van 2 jaar, verlengbaar met hoogstens 2 jaar, in het kader van een vernieuwingsvoorstel
  • Opschorting van 1 jaar voor eigenaars van gebouwen die door bedrijfseconomische redenen leegstaan, in goede staat worden gehouden en onmiddellijk opnieuw in gebruik kunnen worden genomen
  • Opschorting gedurende de periode waarin de aanvraag tot schrapping wordt behandeld
  • Opschorting in het kader van een definitief gesloten brownfieldconvenant
  • Opschorting van maximaal 5 jaar voor een door de OVAM conform verklaard bodemsaneringsproject