Bij het berekenen van de btw of het opstellen van een factuur moet je de maatstaf van heffing bepalen. De maatstaf van heffing zal niet automatisch gelijk zijn aan de prijs van de geleverde goederen of de gepresteerde diensten. We leggen het een en ander uit.

Btw en de maatstaf van heffing

De btw (de belasting op de toegevoegde waarde) is een belasting die altijd door de eindverbruiker te dragen is. Dit wil zeggen dat jouw leverancier jou btw aanrekent en dat jij btw aanrekent aan de klant enzovoorts. Pas wanneer iemand de laatste in de schakel is, moet hij de btw ook effectief dragen. Als ondernemer ben je dus een tussenpersoon die de taak van de fiscus uit handen moet nemen: jij moet de btw innen en doorstorten. Als je hier niet al te snel in slaagt, is dat brute pech: de fiscus gaat heus niet zitten wachten op zijn geld. Dan moet jij maar achter je klant zien aan te gaan.

Vanuit fiscaal oogpunt is het een ingenieus bedacht systeem waar best wel het een en ander over te vertellen valt. In dit artikel focussen we bijvoorbeeld op de maatstaf van heffing. De maatstaf van heffing is het bedrag op basis waarvan de verschuldigde btw moet worden berekend. Deze maatstaf van heffing moet verplicht op de factuur worden weergegeven. Het klinkt eenvoudig, maar de maatstaf van heffing is niet automatisch gelijk aan de aanschaffingswaarde. Het is belangrijk om te weten wat er al dan niet in de maatstaf van heffing begrepen zit.

Inbegrepen in de maatstaf van heffing

In de eerste plaats vallen natuurlijk de gefactureerde goederen en diensten onder de maatstaf van heffing, maar dit wordt mogelijk ook vermeerderd.

Zo vallen ook de bijkomende lasten en prestaties die door de leverancier worden verrekend onder de maatstaf van heffing. Bijkomende kosten zijn kosten die in rechtstreeks verband staan met de levering van het goed. Voorbeelden daarvan zijn aansluitingskosten, transportkosten, administratiekosten et cetera. Ook commissiekosten, verzekeringskosten, de kosten van verloren verpakkingen, rechten, heffingen en belastingen tellen allemaal mee bij de berekening van de maatstaf van heffing.

Uitgesloten van de maatstaf van heffing

Wettelijk gezien zijn er ook een aantal zaken uitgesloten van de maatstaf van heffing.

Kortingen en disconto’s vallen bijvoorbeeld niet onder de maatstaf van heffing. Dit wil zeggen dat men op een toegekende korting ook geen btw moet betalen. Dit is ook zo wanneer kortingen voorwaardelijk zijn toegekend. Een voorbeeld daarvan is een korting voor snelle betalingen. Als een klant bijvoorbeeld 2% korting zou krijgen voor een betaling binnen 14 dagen, maar pas later tot betalen overgaat en de korting dus niet wordt toegepast, moet hij toch geen btw betalen op het bedrag van de korting. Meer daarover lees je in ons eerder artikel over het boeken van een toegekende korting voor contante betaling.

Sommige zaken worden ook met kortingen gelijkgesteld. Het gaat bijvoorbeeld om de inwisseling van punten van een getrouwheidskaart. Als een klant een deel van de aankoopsom met deze punten betaalt, telt dit deel niet mee voor de berekening van de maatstaf van heffing.

Verder zijn ook interesten wegens laattijdige betalingen uitgesloten van de maatstaf van heffing, net zoals de gewone en gebruikelijke verpakkingen waarop terugbetaling is voorzien. Statiegeld op flesjes is hier het bekendste voorbeeld van, maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om statiegeld op pallets, tapasplanken en dergelijke meer.