Met de overnamesteun voor jonge landbouwers ondersteunt Vlaanderen startende en jonge landbouwers. Aanvullend wil Vlaanderen ook kleine landbouwbedrijven die zich verder ontwikkelen, ondersteunen. Hiermee komt het tegemoet aan het feit dat het voor bepaalde landbouwbedrijven niet mogelijk is om aan de voorwaarden voor de overnamesteun te voldoen. Vaak gaat het daarbij om landbouwbedrijven die alternatieve productiemethodes hanteren of nieuwe teelten kweken.

Betekenis van de VLIF-aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwondernemingen

De VLIF-aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwondernemingen is een vorm van startondersteuning voor kleine landbouwbedrijven die maar moeilijk aan de voorwaarden voor de overnamesteun kunnen voldoen. Deze landbouwbedrijven onderscheiden zich door een ander ontwikkelingsplan, zoals het hanteren van een biologische productiemethode, de commercialisatie via de korte keten of de omschakeling naar nieuwe of zeldzame landbouwproducties.

Voorwaarden voor de VLIF-aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwondernemingen

Een eerste voorwaarde is natuurlijk dat de begunstigde een landbouwer is. Dit wil zeggen dat de landbouwer als dusdanig moet zijn geïdentificeerd bij het Departement Landbouw en Visserij. Daarnaast moet de landbouwer bij een sociale kas voor zelfstandigen zijn aangesloten. Dit kan zowel in hoofdberoep als in bijberoep zijn. De landbouwactiviteiten dienen bovendien bekend te zijn bij de Administratie der Directe Belastingen. Er gelden wel een aantal uitsluitingen. Zo kan een rechtspersoon geen aanloopsteun krijgen indien een van de beherende zaakvoerders, bestuurders of vennoten al als landbouwer (natuurlijk persoon of rechtspersoon) is geïdentificeerd.

Ten tweede moet de begunstigde aantonen dat het landbouwbedrijf voldoende bedrijfszeker is. Dit wil zeggen dat het brutobedrijfsresultaat minstens 20.000 euro moet bedragen. Anderzijds moet het wel om een klein landbouwbedrijf gaan. Daarom mag het brutobedrijfsresultaat niet groter zijn dan 39.999 euro. Het bijhouden en kunnen voorleggen van een boekhouding is vanzelfsprekend vereist.

Bovendien moet de kleine landbouwonderneming alle wettelijke normen op het gebied van dierenwelzijn, leefmilieu, ruimtelijke ordening en hygiëne naleven en moet er een ontwikkelingsplan worden voorgelegd. Dit ontwikkelingsplan moet een van de volgende zaken beschrijven:

  • De omschakeling van een gangbare productiemethode naar een biologische productiemethode
  • De omschakeling van een gangbare commercialisatie naar een commercialisatie via de korte keten
  • De omschakeling van een gangbare landbouwproductie naar nieuwe of zeldzame landbouwproducties volgens Vlaamse normen

Via investeringsbewijzen zijn de aanloopverrichtingen aan te tonen. Deze aanloopverrichtingen moeten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen uit het ontwikkelingsplan. Pas na kennisgeving van de selectie mag men met de beoogde omschakeling starten.

Omvang van de VLIF-aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwondernemingen

De aanloopsteun is een forfaitaire aanlooppremie waarvan het bedrag onder andere afhankelijk is van het brutobedrijfsresultaat. Voor de hoogste steun van 15.000 euro gelden er aanvullende eisen.

Brutobedrijfsresultaat Aanlooppremie
Vanaf € 20.000 tot € 30.000 € 7.000
Vanaf € 30.000 tot en met € 39.999 € 11.000 of € 15.000 (*)
(*) Wanneer het bedrijf integraal wordt geëxploiteerd volgens de biologische productiemethode én het bedrijf een gespecialiseerd veebedrijf is of een bedrijf met veehouderij en akkerbouw is.

De aanlooppremie wordt steeds in twee schijven betaald met een tussentijd van minstens een jaar. De tweede schijf wordt pas betaald nadat men heeft aangetoond dat er voldoende eindproductiewaarde wordt gerealiseerd. De verleende steun kan worden stopgezet eenmaal er niet langer aan de voorwaarden is voldaan.