De VLIF-investeringssteun voor land- en tuinbouwers is een subsidie van het VLIF (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds). Het ondersteunt land- en tuinbouwbedrijven die bijdragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit, het efficiënter gebruik van energie en water en het verhogen van de weerbaarheid. Dit laatste omvat verschillende elementen, zoals de arbeidsrationalisatie of het verminderen van erosie. De VLIF-investeringssteun is er voor de volledige professionele land- en tuinbouwsector in Vlaanderen, maar er gelden wel een aantal voorwaarden. De steun is onder meer afhankelijk van de mate waarin de duurzaamheid van de land- en tuinbouwproductie wordt verbeterd, maar ook de leeftijd van de landbouwer speelt een rol. Jonge landbouwers hebben recht op meer steun.

Voorwaarden voor de VLIF-steun voor de land- en tuinbouwsector

Er gelden een aantal voorwaarden voor de VLIF-steun voor de land- en tuinbouwsector. Deze voorwaarden moeten niet alleen zijn voldaan op het moment van de aanvraag, maar ook gedurende de vijf jaar na de betaling van de steun.

  • De aanvrager is een landbouwer (natuurlijk persoon of rechtspersoon) of een machinecoöperatie
  • Het land- of tuinbouwbedrijf is in het Vlaamse Gewest gelegen
  • Het land- of tuinbouwbedrijf heeft een brutobedrijfsresultaat van minstens 40.000 euro per bedrijfsleider en van hoogstens 800.000 euro per bedrijf
  • Er wordt een geldige boekhouding bijgehouden (een bedrijfseconomische boekhouding, een bewijskrachtige fiscale boekhouding of een vennootschapsboekhouding)
  • Men volgt alle wettelijke normen op het gebied van ruimtelijke ordening, leefmilieu, dierenwelzijn en hygiëne
  • Alle relevante documenten om de investering uit te voeren, worden voorgelegd (bv. de omgevingsvergunning of de nutriëntenemissierechten)
  • De investering mag niet worden gestart voor en tijdens de selectieprocedure
  • De geselecteerde subsidiabele investeringskosten worden aangetoond
  • De Europese communicatieverplichtingen (het plaatsen van een informatieplakkaat bij investeringsprojecten waarvoor meer dan 50.000 euro steun is ontvangen) worden nageleefd

Eenmaal er niet langer aan de voorwaarden is voldaan, kan de steun worden stopgezet. Voor de periode waarin wel aan de voorwaarden is voldaan, en voor zoverre deze periode niet korter is dan een jaar, blijft de steun wel behouden. Er geldt wel een uitzondering voor overmacht: dan blijft de steun ook behouden. Zo’n overmachtssituatie moet steeds binnen een termijn van zes maanden aan het VLIF worden gemeld. Voorbeelden van zo’n overmachtssituatie zijn het verlies van een gesubsidieerd goed door een epizoötie, het overlijden van de bedrijfsleider, de vernietiging van het gesubsidieerd goed door een natuurfenomeen enzovoort.

Omvang van de VLIF-steun voor de land- en tuinbouwsector

De VLIF-steun voor de land- en tuinbouwsector bestaat uit een kapitaalpremie of een VLIF-waarborg. De VLIF-waarborg moet via een erkende kredietinstelling worden aangevraagd en kan niet zelf worden aangevraagd.

De kapitaalpremie omvat 15 tot 50% van de geselecteerde subsidiabele kosten. Hieronder zijn de onderdelen waarvoor men een kapitaalpremie kan krijgen, weergegeven. Ten opzichte van elk onderdeel kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld en niet alle onderdelen van de investering zijn automatisch subsidiabel. Bij de opvang en hergebruik van condenswater via een warmtekrachtkoppeling (steunintensiteit van 30% omwille van de verbetering van de waterkwaliteit of de waterkwantiteit) komt het verdeelsysteem in de serre bijvoorbeeld niet in aanmerking. Raadpleeg hier de volledige lijst met investeringstypes en hun aanvullende info.

Steunintensiteit van 15% (ook 15% voor jonge landbouwers) voor investeringen gericht op:

  • Het voldoen aan nieuwe wettelijke dierenwelzijnsnormen
  • Het onroerend goed helpen te voldoen aan wettelijke mestopslagnormen
  • Structuurverbeteringen aan een onroerend goed
  • Roerende goederen met een minimale verduurzamingsbijdrage
  • De aankoop van meerjarig plantgoed

Steunintensiteit van 30% (40% voor jonge landbouwers) voor investeringen gericht op:

  • De verbetering van de bodemkwaliteit
  • De verbetering van de biodiversiteit
  • De vermindering van fijnstof-, stikstofoxiden- en ammoniakemissies
  • Het produceren van windenergie
  • Specifieke investeringen in de biologische landbouw
  • De verbetering van de arbeidsveiligheid en de arbeidskwaliteit
  • De verbetering van de voedselveiligheid
  • Extra uitrusting voor landbouwwerktuigen en tractoren met het oog op precisielandbouw
  • Het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit
  • De verbetering van het dierenwelzijn, waarbij men verder gaat dan de wettelijke normen
  • Installaties en materieel die werken op hernieuwbare, duurzaam geproduceerde energie
  • Automatisatie die daadwerkelijk in een verhoogde arbeidsproductiviteit resulteert
  • Landbouwverbredingsactiviteiten
  • De aanplanting van nieuwe en beloftevolle fruitvariëteiten
  • Het realiseren van een primaire energiebesparing
  • Afvalvermindering en vermindering van de voedselverliezen
  • De verbetering van de waterkwaliteit of -kwantiteit
  • Bijzondere dierlijke productie

Steunintensiteit van 40% (50% voor jonge landbouwers) voor investeringen gericht op:

  • De noodzakelijke aanpassingen aan bestaande stallen bij het plaatsen van een pocketvergister
  • Warmtepompen, -recuperatiesystemen en -wisselaars in bestaande inrichtingen
  • Energiebesparende maatregelen in bestaande serres en investeringen in alternatieve energiebronnen
  • Kleine en middelgrote windturbines

Niet-subsidiabele investeringen (0%, ook voor jonge landbouwers). Deze lijst is niet-limitatief:

  • De aankoop van grond
  • Het verbouwen en uitrusten van bestaande veestallen, tenzij dit bijdraagt aan het leefmilieu, de hygiëne, het dierenwelzijn, de arbeidsrationalisatie of de verhoging van de arbeidsveiligheid of om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen
  • Het aankopen van bedrijfsgebouwen
  • Mestverwerkingsinvesteringen
  • Het verwerven van immateriële vaste activa (bv. emissierechten)
  • Het bouwen van pluimvee- en varkensstallen die niet op de lijst van ammoniakemissiearme stallen voorkomen
  • Investeringen die resulteren in een aantoonbare druk op het milieu
  • De aanschaf van eenjarig plantgoed en de plantkosten
  • Reeds in het kader van een GMO gesubsidieerde investeringen
  • Economisch onverantwoorde investeringen
  • De aanschaf van tweedehands materieel, tweedehandse bedrijfsuitrusting en demonstratiematerieel
  • De aanschaf van dieren
  • Investeringen in warmtekrachtinstallaties, zonnecellen, houtverbrandingsinstallaties en vergisting van biomassa op basis van energiegewassen
  • De aanleg van een boorput voor diep grondwater en investeringen met het oog op het gebruik van dat water
  • Gewone vervangingsinvesteringen
  • Investeringen in bijkomende mestopslagcapaciteit, behalve wanneer dit verder gaat dan de wettelijke verplichtingen en onder strikte voorwaarden

Aanvragen van de VLIF-investeringssteun voor de land- en tuinbouwsector

Steunaanvragen dienen te worden ingediend via het e-loket voor Landbouw en Visserij. Bij een waarborgvraag mag enkel een erkende kredietinstelling de aanvraag indienen. Bij een kapitaalsubsidie mag zowel de professionele land- of tuinbouwer als de volmachthouder een aanvraag indienen.

Na het afsluiten van een blokperiode worden alle aangemelde investeringen gerangschikt op basis van een doelmatigheidsscore. Hierbij houdt men rekening met onder andere de terugverdientijd, de periode dat de investering innovatief is, in welke mate de investering bijdraagt aan specifieke doelstellingen als de verbetering van het klimaat, de ruimtelijke kwaliteit en het imago van de sector en de leeftijd van de landbouwer.