De Arbeidsongevallenwet moet werknemers, jobstudenten en diverse andere wettelijk aangewezen personen beschermen tegen de gevolgen van een arbeidsongeval. Het legt verregaande aansprakelijkheidsregels op die ervoor zorgen dat een werknemer eenvoudig zijn werkgever kan aanspreken en daar een schadevergoeding kan bekomen. Om te garanderen dat de werkgever aan zijn schadevergoedingsverplichtingen kan voldoen, moet de werkgever een arbeidsongevallenverzekering afsluiten.

Weet wel dat deze regels niet van toepassing zijn op zelfstandigen en onbezoldigde helpers die geen verregaande bescherming genieten. Ook militairen, statutairen in dienst van de NMBS of andere ambtenaren vallen niet onder de Arbeidsongevallenwet maar kennen een eigen regeling die vrij gelijklopend is met de regeling voor werknemers.

Wanneer is er sprake van een arbeidsongeval?

Een arbeidsongeval kan omschreven worden als een plotselinge gebeurtenis die een letsel teweegbrengt, waarvoor minimaal één oorzaak vreemd is aan de betrokkene en waarbij de plotselinge gebeurtenis optreedt tijdens en door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Een arbeidswegongeval wordt gelijkgesteld met een arbeidsongeval.

Er moet sprake zijn van een plotselinge gebeurtenis

De werknemer moet het bestaan van de plotselinge gebeurtenis bewijzen.

In de eerste plaats is vereist dat er sprake is van een plotselinge gebeurtenis. Hier wijkt het dan ook af van een beroepsziekte waarbij een inwendige situatie langzaamaan slechter wordt. Bij een arbeidsongeval moet er daarentegen een gebeurtenis zijn die in tijd en ruimte te lokaliseren is.

Het is met andere woorden niet omdat er een letsel is (bv. pijn in de rug) dat er ook een gebeurtenis is geweest (bv. val van de ladder). Het is echter niet vereist dat de plotselinge gebeurtenis eensklaps plaatsvindt. In de rechtspraak wordt bijvoorbeeld ook geaccepteerd dat het langzaamaan bevriezen in een diepvriesruimte ook een plotselinge gebeurtenis is. Eveneens dient de plotselinge gebeurtenis niet samen met het letsel op te treden en is het niet vereist dat de plotselinge gebeurtenis eenmalig is (bv. ook pijn aan de pols door de hele dag een nietjesmachine te hanteren kan een plotselinge gebeurtenis zijn).

De plotselinge gebeurtenis moet plaatsvinden tijdens en door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst

Merk vooral op dat dit ruim wordt geïnterpreteerd. Er is sprake van een uitvoering van de arbeidsovereenkomst wanneer een werknemer onder het gezag van de werkgever staat, ook wanneer hij niet effectief arbeid verricht.

Ook de tijd om werkkleding aan te trekken, de tijd om na sluitingstijd nog even wat documenten bij de boekhouder te brengen of zelfs de tijd waarbij men aanwezig is op een personeelsfeest valt hier in principe onder. Rustpauzes en middagpauzes kunnen hier eveneens onder vallen indien de werknemer nog steeds onder het gezag staat. Een werknemer die tijdens de rustpauze even persoonlijke boodschappen gaat doen, kan zich niet op een arbeidsongeval beroepen. Een werknemer die in de cafetaria van het werk een maaltijd nuttigt, kan dat wel. De werknemer moet bewijzen dat de plotselinge gebeurtenis plaatsvindt tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.

Daarnaast is er wel vereist dat de plotselinge gebeurtenis door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt. Hier geldt er een wettelijk vermoeden: wanneer een werknemer bewijst dat er een plotselinge gebeurtenis plaatsvond tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, vermoedt de wetgever dat het arbeidsongeval ook plaatsvond door de arbeidsovereenkomst. Hier is het aan de werkgever of de verzekeringsmaatschappij om het tegendeel te bewijzen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarbij een ex-man een werkneemster even komt afrossen. In zo’n geval is de plotselinge gebeurtenis niet ontstaan door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en is er geen sprake van een arbeidsongeval.

Er moet een letsel zijn

Er kan enkel sprake zijn van een arbeidsongeval indien er ook een letsel wordt vastgesteld. Ook hier is er een ruime interpretatie mogelijk. Het letsel kan immers zowel fysiek als psychisch zijn, maar ook een ziekte zoals tetanus valt hieronder. Er is evenmin vereist dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Zelfs bij een kleine snijwonde kan men in principe een beroep doen op de Arbeidsongevallenwet. Ten slotte worden ook verschillende vormen van materiële schade gelijkgesteld met letsels, zoals bijvoorbeeld de beschadiging van een bril, hoorapparaat, kunsthand of prothese.

De werknemer moet het bestaan van het letsel bewijzen, bijvoorbeeld via de vaststellingen verricht door de huisarts of de spoeddiensten.

Oorzakelijk verband tussen letsel en plotselinge gebeurtenis

Als laatste is vereist dat het letsel het gevolg is van de plotselinge gebeurtenis. Ook hier gaat het om een wettelijk vermoeden en moet de werkgever of de verzekeringsmaatschappij het tegendeel bewijzen. De rechter moet voldoende zekerheid hebben om het wettelijk vermoeden links te laten liggen, waardoor het leveren van het tegenbewijs erg moeilijk is. De werkgever moet met andere woorden bewijzen dat alleen een vreemde oorzaak aan de basis ligt. Het volstaat bijvoorbeeld niet om aan te tonen dat een werknemer die van een ladder viel een hartaanval kreeg. De hartaanval kan immers ook tijdens de val zijn ontstaan. Daarnaast volstaat het eveneens niet om te bewijzen dat de hartaanval eerder ontstond, daar de feitelijke val heeft bijgedragen aan de uiteindelijke schade.

Wie moet de schade vergoeden?

In principe is de schade steeds voor rekening van de werkgever (en dus van de arbeidsongevallenverzekeraar). De fout van het slachtoffer brengt daar geen verandering in. Hierop is slechts één uitzondering van toepassing: de situatie waarin het slachtoffer het letsel opzettelijk aan zichzelf heeft toegebracht en dit willens en wetens, ongeacht de vraag of het slachtoffer de gevolgen ervan heeft gewild.

Een werknemer die een collega aanvalt waarna die laatste zijn wettig recht op verdediging uitoefent, kan zich dus niet zomaar beroepen op de arbeidsongevallenwet. Het slachtoffer heeft door zijn eigen actie het letsel opzettelijk aan zichzelf toegebracht door het wettig recht op verdediging uit te lokken. Dat is bijvoorbeeld anders wanneer het ging om een verbale ruzie tussen twee collega’s waarna een van de collega’s ineens een slag uitdeelt. Het slachtoffer had die slag niet moeten verwachten en treft geen schuld.

Welke schade moet de werkgever vergoeden?

De schadevergoedingsplicht gaat erg ver. Zo moet de werkgever in de eerste plaats de kosten van de geneeskundige verzorging, die de ziekteverzekering niet ten laste neemt, vergoeden. Ook de kosten van prothesen, orthopedische apparaten en verplaatsingskosten (zelfs die van de echtgenoot, kinderen of ouders) worden door de arbeidsongevallenverzekeraar vergoed.

Vervolgens heeft de werknemer recht op een uitkering bij tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid. Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer in de eerste plaats recht op het gewaarborgd loon, net zoals elke zieke werknemer. Na de periode van het gewaarborgd loon ontvangt de werknemer een vergoeding door de verzekeraar van 90% van het gemiddelde dagloon. Bij blijvende arbeidsongeschiktheid ontvangt het slachtoffer gedurende de eerste drie jaar een jaarlijkse vergoeding van 100% van het basisloon. Na deze periode wordt de jaarlijkse vergoeding omgezet in een levenslange lijfrente.

Bij een dodelijk arbeidsongeval kent de verzekeraar een vergoeding toe voor de begrafeniskosten en het transport van het stoffelijk overschot (bv. overdracht van het lichaam van een Poolse werknemer naar de begraafplaats van zijn geboortestad). Daarnaast hebben bepaalde rechthebbenden, zoals de wettelijk samenwonende of de kinderen, recht op een vergoeding.

Wat als er een andere aansprakelijk is?

Het is soms mogelijk dat een derde een fout heeft begaan en hierdoor aansprakelijk is voor de schade. Denk bijvoorbeeld aan een kwade klant die de baliemedewerkster een pak rammel verkoopt. Voor het slachtoffer is het niet mogelijk om de kwade klant zomaar aansprakelijk te stellen, ook niet wanneer dat in een hogere vergoeding zou kunnen resulteren. Het slachtoffer is immers eerst verplicht om een beroep te doen op de arbeidsongevallenverzekering. Enkel voor het deel van de schade dat niet door de arbeidsongevallenverzekering wordt gedekt, kan het slachtoffer de dader burgerlijk aansprakelijk stellen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn voor morele schade of materiële schade aan de kleding van het slachtoffer.

Dat wil echter niet zeggen dat de dader voor het resterende deel vrijuit gaat. De verzekeraar treedt immers in de rechten van het slachtoffer (subrogatierecht) en kan de betaalde vergoedingen alsnog verhalen bij de dader. Hierbij gaan de rechten van de verzekeraar nooit verder dan het bedrag van de betaalde vergoedingen, ook niet wanneer het slachtoffer de dader niet burgerlijk aansprakelijk stelt.