Het ministatuut is een veruitwendigingsvorm van het sociaal statuut van de meewerkende echtgenoot en bestaat naast het zogenoemd maxistatuut. Het maxistatuut is daarbij de regel, maar in sommige gevallen is het ministatuut alsnog mogelijk. Het ministatuut is financieel voordeliger maar opent slechts een beperkt aantal sociale rechten.

Wie is een meewerkende echtgenoot?

Het statuut van de meewerkende echtgenoot wordt vermoed indien:

  • De echtgenoot of wettelijk samenwonende partner een zelfstandige is (niet een bedrijfsleider);
  • Er sprake is van “meewerken”: het effectief helpen in de zaak en dit met enige regelmatig of minimaal 90 dagen per jaar (niet toevallig);
  • Er geen eigen inkomen is uit een andere beroepsactiviteit of indien de echtgenoot geen vervangingsinkomen (bv. werkloosheid of pensioen) geniet.

Indien je een meewerkende echtgenoot bent, moet je je verplicht aansluiten bij het sociaal verzekeringsfonds van de partner of wettelijk samenwonende. De aansluitingsplicht is onafhankelijk van het onderscheid tussen het mini- en het maxistatuut. In het geval van het ministatuut moet er echter geen aansluitingsverklaring worden ondertekend en blijf je ten laste van de echtgenoot in hoofdberoep.

Wie kan het ministatuut genieten?

Wie aan de bovenstaande voorwaarden voldoet moet zich automatisch aansluiten als meewerkende echtgenoot. De keuze tussen het mini- en het maxistatuut wordt vormgegeven door de geboortedatum:

  • Geboren na 31 december 1955: het maxistatuut is automatisch van toepassing en is verplicht. Er kan niet worden geopteerd voor het ministatuut;
  • Geboren op ten laatste 31 december 1995: het ministatuut is verplicht van toepassing maar er kan vrijwillig voor het maxistatuut worden gekozen.

Sociale rechten binnen het ministatuut

Het ministatuut opent slechts beperkte sociale rechten. Het gaat om de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en moederschap. Er gelden dezelfde voorwaarden als bij de werkende echtgenoot. Persoonlijk blijft men ten laste van de echtgenoot die in hoofdberoep werkt.

Sociale bijdragen binnen het ministatuut

De te betalen sociale bijdragen bepaalt men op basis van het netto beroepsinkomen van de zelfstandige activiteit met inbegrip van het fiscaal toegewezen inkomen (geen opsplitsing gezinsinkomen):

  • Op de eerste schijf tot €59.795,61: 0,1975% (i.p.v. 5,125% bij het maxistatuut);
  • Op de tweede schijf tot €88.119,80: 0,1275% (i.p.v. 3,54% bij het maxistatuut);
  • Op de schijf boven €88.119,80: 0% (cijfers: inkomstenjaar 2019).

Voordelen van het ministatuut

Het voornaamste voordeel van het ministatuut vinden we natuurlijk bij de wel heel beperkte sociale bijdragen. De maximale kwartaalbijdrage (excl. beheerskosten) bedraagt immers €154,19 terwijl je toch wel van een aantal sociale rechten mag genieten. Hiernaast kan men naast het mechanisme van de huwelijksquotiënt ook nog eens een deel van het inkomen van de zelfstandige fiscaal toekennen aan de meewerkende echtgenoot. Zo bekomt men een fiscaal voordeel.

Nadelen van het ministatuut

Daartegenover staat natuurlijk een wel heel beperkte opbouw van sociale rechten. De meewerkende echtgenoot in het ministatuut heeft immers enkel recht op de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en moederschap. Je bouwt dus geen eigen pensioenrechten op en ook een VAPZ behoort niet tot de mogelijkheden. Hiernaast blijf je ten laste van de partner en worden bijvoorbeeld de gezinsbijslagen en het kraamgeld op naam van de partner uitbetaald. Er is dus een verregaande vorm van onderlinge afhankelijkheid en bij relatiemoeilijkheden resulteert dat wel al vaker in (financiële) drempels.

Boekhoudkundig belang

Bij het invullen van de belastingaangifte kan er een fiscale ingreep worden toegepast waarbij een deel van het inkomen van de zelfstandige fiscaal aan de meewerkende echtgenoot wordt toegekend. De fiscus aanvaardt een forfaitaire toekenning van 30%. Een toekenning hoger dan 30% (tot maximaal 50%) kan ook, maar dan moet dat wel worden gestaafd.