In theorie moet alle staatssteun bij de Europese Commissie worden gemeld. Deze staatssteun mag slechts starten als ze door de Europese Commissie is goedgekeurd. Het gaat om een logge procedure die veel tijd in beslag neemt. Een bepaalde mate van bescheiden steun is wel toegestaan. Het gaat om de zogeheten de-minimisuitzondering. Deze uitzondering was opgenomen in de de-minimisverordening die eind 2023 is afgelopen. Geen zorgen, want per 1 januari 2024 is er een nieuwe de-minimisverordening in werking getreden. Deze nieuwe de-minimisverordening heeft een aantal dingen gewijzigd en geldt tot eind 2030.

Verboden staatssteun en de de-minimisuitzondering

Bij de verschillende subsidies en steunmaatregelen was het vaak nodig om een verklaring op eer te ondertekenen waarin de ondernemer verklaarde niet meer dan een bepaald bedrag aan de-minimissteun te hebben ontvangen gedurende de drie vorige jaren. Dit is een gevolg van de Europese staatssteunregels. De Europese Unie wil nu eenmaal gelijke concurrentievoorwaarden op de interne markt. Het is niet de bedoeling dat de vrije concurrentie oneerlijk verloopt omdat bepaalde landen, regionale overheden of lokale overheden bedrijven selectief bevoordelen. Door de staatssteun te beperken, kunnen bedrijven vrij met elkaar concurreren en met gelijke wapens de strijd aangaan.

Hogere drempel bij gewijzigde de-minimisverordening

Volgens de vorige verordening mochten ondernemingen de huidige en twee voorafgaande belastingjaren niet meer dan 200.000 euro aan de-minimissteun hebben ontvangen. Voor de transportsector was er een lagere drempel van 100.000 euro van toepassing. Onder de nieuwe verordening is de drempel voor alle bedrijven verhoogd tot 300.000 euro. De lagere drempel die vroeger van toepassing was op de transportsector is daarbij komen te vervallen.

Andere berekening van periode van drie jaar

De genoemde drempel geldt voor de periode van de vorige drie jaren. Dat is ook onder de nieuwe de-minimisverordening het geval. Enkel wordt deze periode anders berekend. Tot voor kort bedoelde men met “de drie vorige jaren” in feite het “huidige boekjaar en de twee voorgaande”. Vroeger kon de referentieperiode dus korter zijn dan drie jaar, want het kon gaan om de twee voorgaande boekjaren en de enkele dagen, weken of maanden die het huidige boekjaar reeds lang was. Dit wordt vervangen door een rollende periode van drie volle jaren. Als er dus een steunbeslissing wordt genomen op 1 maart 2024 zal men voor de berekening terugkijken naar alle steun vanaf 1 maart 2021. Hoewel er onder de nieuwe de-minimisverordening het een en ander wijzigt, blijft er ook veel hetzelfde. Zo zal men nog altijd de steun berekenen op basis van de steun voor alle verbonden ondernemingen.

Register voor de-minimissteun

Een andere nieuwigheid is nog niet voor dit jaar, maar wel voor 2026. Er komt namelijk een verplicht register voor de de-minimissteun. Momenteel bestaat er al een TAM-register voor individuele steun vanaf 100.000 euro per onderneming, toegekend onder de andere EU-staatssteunregels. Dit bedrag van 100.000 euro geldt sinds 1 januari 2024, voorheen was dit 500.000 euro.

Vanaf 1 januari 2026 komt er nog een extra register waarin alle de-minimissteun te vinden zal zijn. Hierdoor zal de last voor administraties en ondernemingen verkleinen. Ondernemingen zullen niet langer het een en ander zelf moeten berekenen en zelf moeten uitzoeken. En overheden zullen niet louter moeten vertrouwen op verklaringen op eer.