De notionele interestaftrek is een belastingvermindering binnen het Belgisch fiscaal recht. Het gaat om een belastingvermindering op de vennootschapsbelasting op basis van een fictieve rente op het (incrementeel) eigen vermogen. Het regime van de notionele interestaftrek wordt afgebouwd en moet plaats maken voor een lagere vennootschapsbelasting.

Het doel van de notionele interestaftrek

Binnen het internationaal fiscaal recht is het heel gewoon dat betaalde rente fiscaal aftrekbaar is. Het aanwenden van vreemd vermogen wordt dan ook beloond, terwijl dat voor het aanwenden van het eigen vermogen niet het geval is. Er is met andere woorden sprake van een fiscale discriminatie tussen financiering met het eigen en met het vreemd vermogen. Via de notionele interestaftrek werkt men die discriminatie weg.

De notionele interestaftrek wordt afgebouwd, waardoor de nieuwe fiscale behandeling afwijkt van de vroegere regeling. Hieronder wordt zowel de oude als de nieuwe regeling besproken.

Oorspronkelijke werking van de notionele interestaftrek (aj. 2018 en eerder)

De notionele interestaftrek is een bedrag dat van de belastbare grondslag kan worden afgetrokken. Dit bedrag stond lange tijd gelijk aan de fictieve rentekosten over het gecorrigeerd eigen vermogen.

De notionele rente

De notionele rente wordt jaarlijks gepubliceerd en is afhankelijk van de langetermijnrente. Voor kleine vennootschappen is er een apart tarief. Dat was vroeger al zo en dat is vanaf aanslagjaar 2019 ook gewoon het geval.

Het gecorrigeerd eigen vermogen

Het eigen vermogen vormde lange tijd de berekeningsbasis voor de notionele interestaftrek. Dit eigen vermogen is terug te vinden in de openingsbalans. Het gaat om de rekeningen ‘kapitaal’, ‘uitgiftepremies’, ‘herwaarderingsmeerwaarden’, ‘reserves’, ‘overgedragen winsten of verliezen’ en ‘kapitaalsubsidies’.

Dat eigen vermogen wordt echter gecorrigeerd om dubbele aftrek en misbruik te voorkomen. Zo zou een onderneming dure luxehorloges kunnen aankopen om het eigen vermogen kunstmatig te verhogen en een hogere notionele interestaftrek te genieten. Daarom corrigeerde men het eigen vermogen door volgende posten in mindering te brengen:

  • De fiscale nettowaarde van de aandelen van beleggingsvennootschappen waarvan de dividenden in aanmerking komen om van de winst te worden afgetrokken;
  • De fiscale nettowaarde van financiële vaste activa in de rubriek ‘deelnemingen en andere aandelen’;
  • De fiscale nettowaarde van de eigen aandelen op de balans;
  • Het aan buitenlandse vaste inrichtingen toegewezen eigen vermogen indien België met dat land een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten;
  • De onroerende goederen of rechten in het buitenland indien België met dat land een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten;
  • De materiële vaste activa die een belegging zijn die uit hun aard geen regelmatig inkomen opleveren;
  • De materiële vaste activa waarvan de kosten de redelijke beroepsbehoeften overstijgen;
  • De boekwaarde van het vastgoed dat voor gebruik werd afgestaan aan bestuurders, de echtgenoten van bestuurders of de kinderen van bestuurders;
  • Het vrijgesteld bedrag van de uitgedrukte en niet-verwezenlijkte meerwaarden en van de kapitaalsubsidies.

Opgelet: Veranderingen aan het in aanmerking komende eigen vermogen tijdens het belastbaar tijdperk werden enkel pro rata in aanmerking genomen en dit vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand van de verandering.

Overdraagbaarheid van de notionele interestaftrek

Voorheen kon de notionele interestaftrek worden overgedragen indienen de belastbare winst ontoereikend was. De overdraagbaarheid was beperkt tot de zeven volgende belastbare tijdperken. Vanaf aanslagjaar 2013 is de overdraagbaarheid reeds afgeschaft maar werd er wel een overgangsregeling voorzien.

Hierbij waren bedragen die op 30 december 2012 nog niet in mindering konden worden gebracht, onder bepaalde voorwaarden toch overdraagbaar:

  • Beperkt tot 60% van de restwinst na de investeringsaftrek en de aftrek van andere vrijgestelde inkomsten;
  • De overige 40% wordt overgedragen naar de volgende jaren;
  • De beperking geldt niet voor de eerste schijf van €1.000.000,- (belastbare balans).

Afbouw notionele interestaftrek (vanaf aj. 2019)

Met de hervorming van de vennootschapsbelasting streefde de regering-Michel I budgettaire neutraliteit na. Daarom zou het systeem van de notionele interestaftrek worden afgebouwd.

Voor aanslagjaar 2019 en volgende wordt daarom niet langer het gecorrigeerd eigen vermogen maar het incrementeel eigen vermogen als berekeningsbasis gebruikt. Men berekent met andere woorden de fictieve rente over het incrementeel eigen vermogen.

De notionele rente

De notionele rente is voor inkomstenjaar 2019 (aj. 2020) iets pessimistischer, in tegenstelling tot wat de regering-Michel I had vooropgesteld. Dat is overigens ook een van de voornaamste redenen van het begrotingstekort: de gerealiseerde besparing zal veel minder groot zijn dan aanvankelijk vooropgesteld. De kans is dan ook realistisch dat de volgende regering opnieuw aan de notionele interestaftrek zal sleutelen.

Het gewone tarief bedraagt 0,746% (aj. 2020). Voor kleine vennootschappen is er een aangenamer tarief van 1,226% (aj. 2020) van toepassing. Zij kunnen er wel geen beroep op doen indien zij reeds van de gewone investeringsaftrek genieten.

Het incrementeel eigen vermogen

Het incrementeel eigen vermogen wordt berekend door de gemiddelde toename over 5 jaar van het gecorrigeerd eigen vermogen (zie eerder) te bepalen. Hierbij dien je het verschil te berekenen tussen het gecorrigeerd eigen vermogen op het einde van het boekjaar enerzijds en het gecorrigeerd eigen vermogen aan het einde van het boekjaar van het vijfde voorafgaande belastbare tijdperk anderzijds. Dit verschil dien je vervolgens door 5 te delen.

Overdraagbaarheid van de notionele interestaftrek

Met de afbouw van de notionele interestaftrek is ook de afschaffing van de overdraagbaarheid behouden gebleven. Enkel voor aanslagjaar 2019 (inkomstenjaar 2018) kon het ten gevolge van de overgangsbepaling nog relevant zijn.

Voor welke ondernemingen?

De notionele interestaftrek is enkel van toepassing op vennootschappen. Een eenmanszaak kan er met andere woorden geen beroep op doen. Bovendien moet de vennootschap onderworpen zijn aan de Belgische vennootschapsbelasting of aan de vennootschapsbelasting voor niet-inwoners. Notionele of internationale non-profit organisaties en stichtingen komen enkel in aanmerking indien ze aan de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen zijn. Bedrijven die reeds van andere voordelige fiscale regels genieten, zoals beleggingsvennootschappen, zijn uitdrukkelijk uitgesloten.

Hoe de notionele interestaftrek aanvragen?

Om van de notionele interestaftrek te genieten, moet de onderneming het formulier 275 C invullen. Hierin worden de verschillende bestanddelen ter berekening van het gecorrigeerd eigen vermogen opgenomen. Het ingevuld formulier 275 C moet bij de aangifte worden gevoegd. Het formulier 275 C download je via de website MyMinFin.